contact us: info@jacquesslegers.nl

 

 

 

 

 

 

 

 

 

news

 

 

 

 

 

 

 

 

 


engelse versie  

JACQUES SLEGERS, WOORDELOZE WELSPREKENDHEID

Op 20 februari 1936 werd in het hart van Eindhoven Jacobus Franciscus Wilhelmus Slegers, roepnaam Jacques, geboren. Zijn blije ouders, hardwerkende middenstanders die de bromfietsenzaak Het Simplexhuis en een fietsenreparatiewerkplaats dreven, konden niet vermoeden dat dit ventje met dat kopje met zwarte haartjes daar in die wieg een “schilderende tijger” zou worden.
Vanaf zijn vroegste jeugd zat Jacques te tekenen en te schilderen. En toen de tijd daar was dat hij, als vanzelfsprekend, “in de zaak zou komen”, botste het flink in het gezin Slegers: Jacques wilde naar de kunstacademie, hij wilde schilderen, geen fietsen repareren.
Hij mocht, onder voorwaarde dat hij eerst de Handelsavondschool zou afmaken. Voor het geval dat…

Wonderkind

In 1955 begon voor Jacques Slegers zijn wonderlijke levensloop vol successen, toen hij als student werd ingeschreven aan de Academie voor Beeldende Kunsten te Tilburg, vrije studierichting. De opleiding duurde 4 jaar, maar het bijzondere talent van de jeugdige Jacques werd al snel onderkend en in 1956 kon hij zijn opleiding afsluiten, want, zei docent Nico Molenkamp, “ik kan hem niets meer leren”.
Jacques ging een jaar naar het Nationaal Hoger Instituut te Antwerpen, wat hem zwaar tegenviel (waar waren de leraren die de opvolging van Permeke c.s. waard waren?), kreeg een beurs van de Franse regering en studeerde in Parijs, en vertrok twee zomers achtereen naar Salzburg om bij Oskar Kokoschka te studeren. Van de eerste zomercursus kwam hij terug met een werk waarop de beroemde Oostenrijkse grootmeester had aangetekend: “Excellent, you paint like a tiger!”
Intussen sleepte hij op 21-jarige leeftijd de Culturele Prijs van de Stad Eindhoven in de wacht, won een jaar later in Salzburg de Oskar Kokoschkaprijs, waarna -hoge uitzondering- directeur Edy de Wilde het Van Abbemuseum openstelde voor een solo-tentoonstelling.
De ouders van Jacques Slegers waren inmiddels van hun verbijstering bekomen. Zijn moeder -zijn vader overleed in 1958 aan kanker- steunde haar uitzonderlijk begaafde zoon waar zij maar kon, en over opvolging van de fietsenzaak werd niet meer gesproken.

Werken, werken, werken…

Wat doe je als je zo jong al zoveel lof krijgt toegezwaaid, het “enfant chéri” in de schilderkunst bent?
Werken, werken en nog eens werken, luidde het antwoord dat Jacques Slegers aan zichzelf gaf. Hij ontwikkelde zich explosief als gedreven schilder en tekenaar, zeldzaam veelzijdig, uitbundig en onstuimig. Expressionistisch gebruik van kleur, van directe penseelkracht en schriftuur gingen samen met composities die zowel abstract als figuratief leesbaar waren, vaak op een dramatische, opstandige wijze. Schilderijen, gouaches en tekeningen werden met vaart en flair gemaakt, en getuigden van een bruisende fantasie. Hij werd getypeerd als een koppige eenling, een bezeten en veelzijdig kunstenaar.
Intussen was Jacques Slegers getrouwd en waren zijn dochtertjes Saskia en Sylvia in respectievelijk 1962 en 1964 geboren. In het woonhuis van het gezin Slegers openden hij en zijn jonge vrouw in 1965 Galerie Slegers en richtten daar exposities in van Nederlandse beeldende kunstenaars.
Daarnaast reisden zij samen door het hele land, en naar het buitenland, om het werk van Jacques met intense regelmaat op tientallen exposities te tonen. Veel werk werd opgenomen in collecties van verzamelaars.
En de prijzenregen hield niet op: hij ontving de Koninklijke Subsidie voor schilderkunst, in 1962 en wederom in 1965.

Monumentaal werk

Jacques Slegers hield zich vanaf 1970 ook intensief bezig met tal van opdrachten van allerlei openbare instellingen, waarvoor hij zich in vele andere expressievormen bekwaamde. Hij was een veelzijdig man, volgens sommigen zelfs een duivelskunstenaar. Maar bij alles wat hij deed, steeds ging hij door met tekenen en schilderen, noodzakelijke emotionele ontladingen na het zozeer gebonden monumentale werk.
In de zeventiger jaren kwam het drama in het persoonlijke leven van Jacques Slegers. Na zijn echtscheiding in 1971 overleed in 1972 zijn intens geliefde moeder, aan kanker.
In 1975 ging hij aan de Paradijslaan in Eindhoven samenwonen met de kunstenares Josje Manden.
Vanaf die tijd had hij als maker van monumentaal werk meer succes. Met intelligentie en groot invoelingsvermogen benaderde hij elke opdracht, die hij telkens als een nieuwe uitdaging zag. Het monumentaal werk van Jacques Slegers is daarom nogal wisselend van inhoud en vormgeving. Dat was geen gebrek aan eigen stijl, maar veeleer een gevolg van de wens naar een optimale aansluiting bij de opdracht.
Zo maakte Jacques Slegers vele metaalplastieken, wandschilderingen, glasramen en glasreliëfs, en ontwierp hij wandtapijten en ruimtelijke situaties. Vaak werkte hij met keramiek en dan vooral in mozaïekvorm. Ook op dit terrein was hij een meester.
Een heel bijzondere opdracht ontving Jacques Slegers voor het Tehuis voor Geestelijk Gehandicapten De Donksbergen in Duizel (zijn twee jaar oudere en enige zus Toos is geestelijk gehandicapt): een serie van zeven en zeventig kleine schilderijtjes die in de ontmoetingsruimte van het tehuis werden opgehangen. Ze zijn elk 18 x 12 centimeter groot en brengen in gemengde techniek -kleurpotlood en inkt- beelden die allerlei te vertellen hebben over de mens, vooral de beschadigde, de lijdende mens. Als vertrekpunt koos hij ‘de zuiverheid’.

Initiatiefrijk

Gedurende zijn kunstenaarsleven heeft Jacques Slegers vele en creatieve initiatieven ontwikkeld. Doelbewuste achtergrond daarvan was zijn streven naar direct contact tussen kunstenaar en publiek.
Hij organiseerde in de jaren zestig kunstveilingen, waarvan de opbrengst naar derde wereldlanden ging. De kunstgalerie die hij in Eindhoven opende, waar bekende schilders en beeldhouwers exposeerden en lezingen door befaamde sprekers werden gehouden, hield het tot 1969 vol.
Met zijn initiatief ‘Kunstenaars op locatie’ nodigde hij mensen uit bij hem thuis aan de Paradijslaan te komen kijken en nam hij de mensen mee naar andere plekken om andere kunstenaars aan het werk te zien.
Ook was hij mede-initiatiefnemer van de groep AAP (Actueel, Alert, Pluriform) waarin hij samen met andere kunstenaars participeerde.

Gevoelig en intelligent intuïtief kunstenaar

In zijn schilderijen drukte Jacques Slegers zijn verlangen naar zuiverheid en gelukzaligheid uit, en zijn sociaal engagement. Voor hem was schilderen dan ook dé manier om te communiceren met zijn publiek. “Met mijn schilderijen vallen alle façades van mij af, dan geef ik mij totaal bloot”, zei hij in een interview in het Eindhovens Dagblad.
Zijn vrije werk is vol drift, vol felle expressie, het is een picturaal visioen van grote intensiteit en van een gevoelige intelligente intuïtie.
Hij werd vaak geprezen om zijn techniek, maar techniek op zich zei hem niet zoveel. Dat de techniek hem in staat stelde over te brengen wat hij wilde, daar ging het hem om.
Het aanvankelijk vooral figuratief getinte werk van Jacques Slegers was vanaf de jaren tachtig sterk abstract-expressionistisch geworden. Figuratief, non-figuratief, het zijn termen die de kunstenaar zelf als achterhaald beschouwde.
In zijn optiek wordt de mens geboren, viert af en toe een feest, eet van het varken en krijgt uiteindelijk -als beloning- een mooi diep graf. Verder niets en zand erover. Reden voor de kunstenaar op het penseel ter hand te nemen en het leven op de voet te volgen in vergrote miniaturen. God is alom tegenwoordig zonder expliciet genoemd te worden.
De dood is niet zelden wél expliciet aanwezig in het werk van Jacques Slegers. Hij werd in toenemende mate geraakt door dramatische gebeurtenissen, geweld, vernietiging, eenzaamheid en isolement. Titels als ‘Bijna dood diertje’, ‘Slachttafel’, ‘Verhangen pop’, ‘Heksensabbat’, ‘Als je wilt speel ik paashaas voor je’, ‘Vrouwen van de wereld’, ‘Een lief eindstation voor een leven vol leed’, ‘En als beloning een mooi diep graf’ of ‘Plaats van de brand’ liggen op de grens van visuele en literaire verbeelding, het zijn teksten die het werk van de maker in hun eigen woordenloze welsprekendheid compleet maken.

Jacques Slegers wás een wonderkind, zegt men. Maar interessanter is dat hij zijn hele leven volstrekt ‘ingénu’ en zestien is gebleven, ongehinderd door ervaring en door het soort vermoeidheid dat ‘historisch besef’ met zich meebrengt. Hij is steeds het schilderende wonderkind gebleven, dat niets anders wist dan altijd met kunst bezig te zijn geweest. Zijn felle expressionisme is het expressionisme van de eerste dag, toen dat woord nog met stamelen en woede en gewonde onschuld en nog lang niet met grootspraak en een dominante stijl in verband werd gebracht. Het felle naar het sombere neigende koloriet is even belangrijk als de ritmiek van de schilderende of tekenende hand, die deformatie, het elementaire van de compositie, de drift waarmee intuïtief ontstane beelden gegrepen werden en omgezet in een picturaal visioen van grote intensiteit.
Toch is het welslagen van Jacques Slegers, een duivels spel met de mens als inzet, niet bij de fase van wonderkind blijven staan, het is hoogstens dichter tot het apocalyptische genaderd, een kwetsbare, fijngevoelige intelligentie, welke een wereld vol kwetsuren van zich afschilderde op een wijze, dat er ook bij de toeschouwer een merkwaardige mengeling van drama en catharsis optreedt; een contact met wat er achter de schijnbare incidenten en alledaagsheden van de werkelijkheid en het leven schuilgaat.
Het werk van Jacques Slegers roept vluchtige denkbeelden op die gedroomd worden vlak tegen het wakker worden aan. Het is in de volle zin van het woord picturaal, beeldend. Daarin schuilt ook de dwingende kracht van zijn talent, dat zich buiten de in algemene expressionistische taalvormen nauwelijks ergens laat plaatsen.

De laatste jaren

Had Jacques Slegers vroeger de ene tentoonstelling na de andere, de laatste jaren exposeerde hij niet veel meer. Zijn aanvankelijke bekendheid leek eerder in zijn nadeel dan in zijn voordeel te werken.
Hijzelf schilderde voort, zijn leven en zijn treurnis. Hij koos voortdurend voor het ‘onbegonnen’ werk, een voorwaarde om nooit tot middelmatigheid te vervallen: “Een schilder is moederziel alleen als hij schildert. Hij is -wat nog erger is- alleen in het meervoud, met zichzelf en al zijn onbekende ikken bij elkaar. De schilder is een denker, die zichzelf van het schilderen tracht af te houden, maar tenslotte altijd weer wordt gered als hij inziet dat hij alleen nog verder kan denken als hij zijn denken schildert. Hij reist door de nacht, eindeloos, de ochtend moet hij zelf uitvinden”.
Graag had Jacques Slegers nog eens flink uitgepakt met een groot overzicht in het Van Abbemuseum, maar de interesse ging daar inmiddels een heel andere richting uit. Dat deed hem zeer, maar bracht het wonderkind van weleer niet van zijn stuk: “Ik geloof dat ik een groot schilder ben, ja”.

Jacques Slegers koos dagelijks voor het kunstenaarschap en vond ook dagelijks zijn oorspronkelijke motieven voor die keuze terug. Hij was kunstenaar omdat hij niet de kunst verstond om aan het leven te wennen. ‘He painted like a human being’ dat een wapen had uitgevonden tegen de onmenselijkheid van het leven. ‘De tijger’ schilderde vanuit zijn medelijden de tegenstellingen waaraan het leven zo rijk is, deed geen vlieg kwaad, was razend van onmacht en in al zijn kwetsbaarheid razend knap.

Op maandag 31 januari 2000 overleed hij op 63-jarige leeftijd te Tilburg aan de gevolgen van een hersenbloeding.

Bronnen:

“Jacques Slegers’ woordenloze welsprekendheid”, Urias Nooteboom, 1980;
“Jacques Slegers; schilderen als een tijger”, Hans Redeker in Kunstbeeld 1982;
“Jacques Slegers schildert wat hij niet kan aanzien”, Maarten Beks in Kunstbeeld 1985;
“Altijd schilderende tijger gebleven; necrologie van Jacques Slegers”, Peter van Vlerken in Eindhovens Dagblad 2 februari 2000.